Oordeel 2023-084, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, ondraaglijk en uitzichtloos lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek bij patiënt met chronische idiopathische axonale polyneuropathie.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de 80 en 90 jaar oud, was sinds ongeveer drie jaar voor het overlijden chronische idiopathische axonale polyneuropathie. Hiervoor bestaan geen therapeutische behandelopties.
Patiënt leed aan pijnlijke stroomsensaties, die voor het overlijden vrijwel permanent aanwezig waren. Ook was hij duizelig en had hij valangst, doordat hij slecht ter been was. Hij had hierbij het gevoel op watten of kussens te lopen en was vaak licht in zijn hoofd. Patiënt had daarnaast toenemend het gevoel opgesloten te zitten in zijn eigen lichaam. Ook kon hij geen gesprekken meer voeren en niet meer met een beeldscherm werken door overprikkeling van zowel visuele als akoestische prikkels. Het was echter niet duidelijk of dit een direct gevolg was van de chronische idiopathische axonale polyneuropathie, maar dit lijden was voor patiënt meer subsidiair.
Patiënt sprak ongeveer drie jaar voor het overlijden voor het eerst met de arts over euthanasie. Ruim anderhalve maand voor het overlijden verzocht hij de arts over te gaan tot uitvoering van de hulp bij zelfdoding.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.