Met betrekking tot de uitvoering wordt onderscheid gemaakt tussen levensbeëindiging op verzoek (= de arts dient de middelen intraveneus toe) en hulp bij zelfdoding (= de patiënt neemt zelf de door de arts verstrekte barbituraatdrank oraal in).
Bepaalde normen zijn in beide gevallen van belang. Zo is het belangrijk dat de arts in zijn verslaglegging de gebruikte middelen, de dosering en de toedieningswijze vermeldt en het tijdsverloop beschrijft. Bij intraveneuze toediening is het van belang dat de arts een comacheck uitvoert alvorens het spierverslappende middel wordt toegediend. Conform de richtlijn moet de arts beschikken over een noodset van intraveneuze middelen, voor het geval er met de eerste set of inname barbituraatdrank iets mis gaat. Het is de arts niet toegestaan het intraveneuze middelen noch de barbituraatdrank voorafgaand aan de levensbeëindiging op verzoek of de hulp bij zelfdoding bij de patiënt achter te laten, waardoor de patiënt of anderen de euthanatica buiten aanwezigheid van de arts zouden kunnen toedienen dan wel innemen.