Oordeel 2024-043, zorgvuldig, medisch specialist, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk aan een combinatie van aandoeningen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

In deze melding is sprake van een duo-euthanasie. Van duo-euthanasie is sprake als twee partners tegelijkertijd een euthanasieverzoek doen en als artsen daaraan tegemoet komen.

De commissies verwachten dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadplegen. Dit is nodig om te waarborgen dat beide verzoeken om euthanasie afzonderlijk worden beoordeeld. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner. (EuthanasieCode 2022, pagina 33).

In de melding van de partner  is de euthanasie uitgevoerd door een andere arts. Daarnaast zijn er twee verschillende onafhankelijk deskundigen en consulenten geraadpleegd. De  euthanasie werd bij beide partners gelijktijdig uitgevoerd.

Bij patiënte, een vrouw tussen de 40 en 50 jaar, was sprake van een chronische depressie, een borderline persoonlijkheidsstoornis, fibromyalgie, prikkelbare darmsyndroom en al jaren durende chronische pijn. Patiënte leed onder enorme somberheid en uitzichtloosheid, de leegte en het besef dat zij in een onomkeerbare ‘neergaande lijn’ zat. Ook werd zij overvallen door prikkels zoals heftige woede door geluid, een drang tot automutilatie en ervoer zij regelmatig controleverlies door impulsiviteit. Haar ontremde reacties leidden tot een sociaal isolement. Daarnaast kon zij door de pijn in haar handen de hobby’s die zij had niet meer uitvoeren en werd zij verlamd door haar loodzware vermoeidheid. Patiënte heeft voor haar depressie nagenoeg alle behandelingen gevolgd die zij kon volgen. Zo heeft zij SRI, TCA met Li-additie, MAO-remmers, een ketaminebehandeling en psychotherapie ondergaan. Al deze behandelingen leidden tot geen dan wel een minimaal en niet blijvend resultaat. In het kader van de borderline stoornis heeft zij emotieregulatie, IHT, dagbesteding en MBT gevolgd en heeft zij prikkelverlagende medicatie genomen. Al deze mogelijkheden hebben geen resultaat geleverd.

Zowel de huisarts als de behandelend psychiater van patiënte vonden haar euthanasieverzoek te complex of voerden uit principiële overwegingen geen euthanasie uit. Patiënte heeft zich hierop tot EE gewend. Het eerste gesprek vond zo’n zes maanden voor het overlijden plaats. In totaal hebben er vijf gesprekken plaatsgevonden. Al tijdens het eerste gesprek met het team van EE verzocht patiënte om daadwerkelijke uitvoering van levensbeëindiging op verzoek. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Hoewel zij samen met haar partner euthanasie wilde, heeft patiënte te kennen gegeven ook euthanasie te willen indien aan haar partner geen euthanasie zou worden verleend. 

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat patiënte voldoende was voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een psychiater als onafhankelijk deskundige die patiënte drie en twee maanden voor het overlijden bezocht. De arts consulteerde voorts een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer een maand voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.