Oordeel 2024-022, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, medisch zorgvuldige uitvoering.
Combinatie hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging op verzoek bij een patiënte die ondraaglijk en uitzichtloos leed als gevolg van alvleesklierkanker.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij patiënte, een vrouw tussen 60 en 70 jaar, werd een maand voor het overlijden een pancreaskopcarcinoom (alvleesklierkanker) vastgesteld. De tumor kon niet operatief worden verwijderd. Het lijden van patiënte bestond uit ernstige pijnaanvallen, misselijkheid, afvallen, een opgezette buik, geelzucht en algehele verzwakking. Patiënte wist vanuit haar ervaring in de zorg dat zij met deze diagnose heel snel achteruit kon gaan. Zij voelde dit ook aan haar lichaam. Patiënte was tot steeds minder in staat. Zij kon de trap niet meer oplopen en verbleef dag en nacht op de bank. Patiënte wilde niet op een bed in de kamer verzorgd worden en wilde de regie in eigen hand houden. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
Kort nadat de diagnose bekend was geworden had patiënte haar euthanasiewens geuit. Zij verzocht de arts negen dagen voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënte een week voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
Patiënte koos voor hulp bij zelfdoding. De arts had met patiënte afgesproken dat wanneer het overlijden langer dan een uur zou duren, de arts over zou gaan tot een intraveneuze toediening van de euthanatica. De arts reikte patiënte de drank met pentobarbital aan en zij dronk deze zonder problemen op.. Na een uur besloot de arts, zoals hij met patiënte had afgesproken, dat het overlijden te lang duurde. De arts heeft hierna 2000 mg thiopental en 150 mg rocuronium intraveneus toegediend, waarna patiënte overleed. Na het toedienen van de thiopental heeft de arts vastgesteld dat er sprake was van een adequate bewustzijnsverlaging. De commissie stelt vast dat de arts de combinatie van hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging op verzoek heeft uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.