Oordeel 2023-089, zorgvuldig, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, voorlichting aan de patiënt.
Verlaagd bewustzijn bij een patiënt, voorafgaand aan en ten tijde van de uitvoering.
Uitvoering bij een patiënt met een verlaagd bewustzijn. Patiënt was in verband met toenemende onrust en ongemak na epileptisch insulten één dag voor het overlijden gesedeerd. Hij had daarvoor al verschillende malen met de arts over euthanasie gesproken en was ook al gezien door een SCEN-arts.
Bij patiënt, een man tussen 70-80 jaar, werd vier jaar voor het overlijden een longcarcinoom vastgesteld. Hij onderging hiervoor meerdere behandelingen. Enkele weken voor het overlijden ging zijn toestand snel achteruit, er was sprake van progressie van de longkanker en van metastasen in onder andere de hersenen.
Patiënt leed aan de achteruitgang, hij lag de hele dag op bed, kon alleen nog maar met hulp lopen. Zijn zelfredzaamheid was fors verminderd, zijn concentratie nam af, het spreken en denken ging traag. Dit in combinatie met de toenemende afhankelijkheid zorgde voor ondraaglijk lijden. Enkele weken voor het overlijden besprak patiënt zijn euthanasiewens met de arts. Een week voor het overlijden verzocht patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Patiënt heeft zijn euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt drie dagen voor het overlijden.
In verband met toenemende onrust en ongemak na epileptisch insulten werd patiënt één dag voor het overlijden gesedeerd. Patiënt kwam niet meer bij bewustzijn voor de levensbeëindiging.
Het is voor de commissie vast komen te staan dat patiënt als gevolg van het toedienen van medicatie in verband met onrust en ongemak na epileptisch insulten, ten tijde van de uitvoering in een reversibele toestand van verlaagd bewustzijn verkeerde. Voordat patiënt in deze reversibele toestand van verlaagd bewustzijn raakte,
- had patiënt de arts op ondubbelzinnige wijze om euthanasie verzocht en was de arts overtuigd geraakt van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek;
- was de arts overtuigd geraakt van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden van patiënt;
- had er reeds een gesprek plaatsgevonden tussen patiënt en de consulent, die oordeelde dat was voldaan aan de zorgvuldigheidseisen zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met d,
- en was de arts voornemens het verzoek van patiënt in te willigen.
De commissie is van oordeel dat een mogelijk reversibele toestand van verlaagd bewustzijn niet hoeft te worden opgeheven met het enkele doel om de patiënt de ondraaglijkheid van zijn lijden nogmaals te laten bevestigen tegenover de arts en/of de consulent, als aannemelijk is dat door het terughalen van het bewustzijn lijden ontstaat. Dat zou naar het oordeel van de commissie inhumaan zijn (EuthanasieCode 2022, blz. 53).
Ten overvloede merkt de commissie op dat patiënt ook een wilsverklaring had waarin onder andere was opgenomen dat hij geen leven wilde waarbij hij volledig afhankelijk was voor de primaire levensbehoeften van andere mensen, dat wanneer hij in coma lag hij niet wilde verlengen en dat hij het leven niet meer wilde verlengen als hij niet meer bewust was van tijd, plaats en persoon.
Gelet op de feiten en omstandigheden als vermeld in de stukken is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts heeft met de patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk een oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. Ten slotte heeft de arts de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.