Oordeel 2023-074, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt bij de ziekte van Alzheimer.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de 60 en 70 jaar oud, werd enkele maanden voor het overlijden de ziekte van Alzheimer vastgesteld.
Het geheugen van patiënt ging in vlot tempo achteruit. Ook werd hij steeds onhandiger en was hij sneller boos. Patiënt wilde pertinent niet in een verpleeghuis worden opgenomen. Hij was continu bezig met de gedachte niet naar een verpleeghuis te willen en hij wilde beslist niet te laat zijn om euthanasie te vragen. Dit beheerste zijn leven.
Patiënt sprak ongeveer elf maanden voor het overlijden voor het eerst met de arts over levensbeëindiging. Anderhalve maand voor het overlijden verzocht hij de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt bijna een maand voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
Patiënt had aangegeven zijn organen na overlijden ter donatie aan te willen bieden. Hierdoor heeft de uitvoering van de euthanasie in het plaatselijk ziekenhuis plaatsgevonden.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021. Eveneens werd de Richtlijn Orgaandonatie na euthanasie van de Nederlandse Transplantatie Stichting van juli 2023 gevolgd.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.