Oordeel 2021-60, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Bij patiënt werd een vernauwing van de aortaklep geconstateerd. Uiteindelijk werd terminaal hartfalen geconstateerd, als gevolg waarvan patiënt erg kortademig en benauwd was.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, ouder dan negentig jaar, werd ruim een jaar voor het overlijden een ernstige aortaklepstenose (vernauwing van de aortaklep) geconstateerd. Vanwege de slechte fysieke toestand van de man kwam hij niet meer in aanmerking voor een operatieve ingreep. De hartfunctie van de man nam snel af en vanaf enkele weken voor het overlijden was sprake van terminaal hartfalen. Genezing was niet meer mogelijk.
Het lijden van de man bestond uit ernstige kortademigheid en grote vermoeidheid na geringe inspanning. Ook in rust moest de man geregeld naar lucht happen en dat maakte hem angstig. In een korte tijd was hij bedlegerig en volledig zorgafhankelijk geworden. Deze gedwongen inactiviteit ervoer de man, die altijd graag zelf de touwtjes in handen had, als mensonwaardig. Hij leed onder het verlies van regie, de angst om te stikken en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had met regelmaat met de arts over euthanasie gesproken. Tweeënhalve week voor het overlijden verzocht hij om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten.
Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man een dag voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.