Oordeel 2021-134, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt had terminaal hartfalen met hartritmestoornissen waardoor ernstige kortademigheid, vermoeidheid en conditieverlies ontstonden en hij ondraaglijk leed.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de tachtig en negentig jaar oud, was sinds geruime tijd voor het overlijden sprake van chronisch atriumfibrilleren (hartritmestoornis). Ongeveer twee jaar voor het overlijden werd een mitralisklepinsufficiëntie geconstateerd. Uiteindelijk bleek sprake van terminaal hartfalen.
Het lijden van de man bestond uit ernstige kortademigheid, vermoeidheid en conditieverlies. De krachten van de man namen in de laatste maanden voor het overlijden aanzienlijk af. De geringste inspanning maakte hem toenemend benauwd. Hierdoor was hij zelfstandig tot niets meer in staat en werd hij volledig afhankelijk van anderen. Hij leed onder dit verlies van autonomie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer tweeënhalve maand voor het overlijden heeft de man arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man zes dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.