Oordeel 2021-132, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt leed al vele jaren aan een gemetastaseerd prostaatkanker. Als gevolg van complicaties leed hij uiteindelijk ondraaglijk.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd dertien jaar voor het overlijden prostaatkanker met uitzaaiingen in de lymfeklieren vastgesteld. Sinds ongeveer vier jaar voor het overlijden bleek ook sprake van uitzaaiingen in de botten, de buikwand en de lever. De man onderging diverse behandelingen waaronder bestraling. Ongeveer een maand voor het overlijden werd er als complicatie van deze bestraling een perforatie van het rectum geconstateerd. Hierdoor ontstonden uitgebreide abcessen in de kleine bekken. Na meerdere operatieve ingrepen kreeg de man een stoma en had hij een grote wond ter hoogte van het perineum. Genezing was niet meer mogelijk.
Voor de operatieve ingrepen was de man ondanks de voortschrijdende ziekte nog zelfstandig en actief geweest. Hierna was de man fysiek enorm achteruitgegaan. Hij had geen energie, had continue pijn en moest tweemaal daags een intensieve en pijnlijke behandeling van de wond ondergaan. Deze wond kon niet meer genezen. De man was volledig zorgafhankelijk en bedlegerig geworden. Hij leed onder het verlies van autonomie, de zinloosheid van zijn situatie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De man had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Ruim een maand voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man vier weken voor het overlijden en hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.