Oordeel 2014-02, arts, overige aandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen
Patiënte, een vrouw van 80-90 jaar, werd na een tweede CVA met cognitieve stoornissen en een gemengde afasie in een verpleeghuis opgenomen. In wilsverklaringen van twintig jaar daarvoor (na haar eerste CVA nog mondeling tegenover haar huisarts bevestigd) verzocht zij om euthanasie bij blijvende opname in een verpleeghuis. Nadat haar kinderen contact hadden gezocht met de Stichting Levenseindekliniek (SLK), heeft de arts patiënte twee keer bezocht en met de kinderen gesproken. Patiënte was niet meer in staat haar wil te uiten. De arts heeft de euthanasie uitgevoerd op basis van de schriftelijke wilsverklaringen. De arts heeft bij zijn bezoeken geen tekenen van lijden waargenomen. De ondraaglijkheid van het lijden was volgens de arts gelegen in het feit dat patiënte in een verpleeghuis was opgenomen, hetgeen zij blijkens de schriftelijke verklaringen echt niet wilde.
De commissie is van oordeel dat alles bijeengenomen sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek als omschreven in art. 2 lid 2 van de wet. Het enkele feit van blijvende opname in een verpleeghuis was echter onvoldoende om de ondraaglijkheid van het lijden aan te nemen; de arts had ook geen andere omstandigheid aangevoerd om zijn overtuiging, dat patiënte ondraaglijk leed, te onderbouwen. De arts had zich in deze zeer complexe situatie meer tijd en inspanning moeten getroosten om de ondraaglijkheid van het lijden van patiënte te onderbouwen.