Oordeel 2014-91, arts, hart- en vaataandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Patiënte, een vrouw van 80–90 jaar, had een jaar voor het overlijden haar partner verloren. Zij had daarnaast een uitgebreide ziektegeschiedenis, gekenmerkt door forse frailty bij – onder meer – cardiovasculair lijden, ernstige artrose, een nierfunctiestoornis, diabetes mellitus en een niet goed geheelde fractuur. Patiënte leed onder het gemis van haar partner, met wie zij een symbiotische relatie had gehad, en kon de extreme eenzaamheid en het verdriet niet langer dragen. Ook kampte zij met zorgafhankelijkheid, pijn, beperkte mobiliteit, slapeloosheid, gewichtsverlies en benauwdheid. Patiënte zag geen mogelijkheid haar leven verder invulling te geven. Twee psychiaters achtten patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. De arts kon tot de overtuiging komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.