Oordeel 2014-10, arts, kanker, niet vragen oproepend
Patiënt, een man van 70–80 jaar, had een glottisch larynxcarcinoom. Na de diagnose deed hij een pseudosuïcidepoging. Het lijden van patiënt bestond uit toenemende benauwdheid en dreigende verstikking. Hij at alleen nog vloeibaar voedsel, was fors inspanningsbeperkt en kampte met oedeem aan de onderbenen en toenemende angstklachten. Een psychiater concludeerde dat patiënt ten aanzien van zijn euthanasiewens wilsbekwaam was. De arts raadpleegde tweemaal dezelfde consulent. De eerste keer was geen sprake van een actueel verzoek, de tweede keer wel.