Oordeel 2014-69, arts, dementie / alzheimer
Bij patiënte, een vrouw van 80-90 jaar met progressief hartfalen en beginnende gonartrose, werd tweeënhalf jaar voor overlijden Alzheimer vastgesteld. Het lijden van patiënte bestond naast haar achteruitgang vooral uit angst in een situatie terecht te komen waarin euthanasie niet meer mogelijk was. Zij sprak met haar huisarts over euthanasie (op termijn). De huisarts vond het lijden nog niet invoelbaar ondraaglijk en verwees naar de Stichting Levenseindekliniek. Een geraadpleegde ouderenpsychiater achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasiewens. Arts kon tot de overtuiging komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.