Oordeel 2014-65, arts, dementie / alzheimer
Patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, leed sinds twee jaar aan cognitieve achteruitgang. Een jaar voor overlijden bleek sprake van beginnende Alzheimer. Het lijden van patiënte bestond uit het besef te dementeren, te verdwalen, slecht te kunnen onthouden en gesprekken niet te kunnen volgen. Zij kon haar hobby's niet meer uitoefenen en contacten vielen weg. Patiënte wilde niet worden zoals dementerende naasten en wilde geen ziekteproces meemaken met grote machteloosheid en totaal verlies aan waardigheid. Een geraadpleegde psychiater achtte patiënte wilsbekwaam. Arts kon tot de overtuiging komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.