Oordeel 2014-42, arts, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Patiënt, een man van 30-40 jaar, had bij een ongeval vele jaren eerder een hersenbeschadiging opgelopen. Ten gevolge daarvan was sprake van een tetraparese, anartrie, visusstoornissen en scoliose. Er was een ernstige houdingsinstabiliteit ontstaan met een respiratoire insufficiëntie. Patiënt was geheel zorgafhankelijk, kon maar enkele woorden spreken, leed pijn en verslikte zich vaak. Patiënt voelde zich gevangen in zijn eigen lichaam en verkeerde in een sociaal isolement. Hij was bij volle verstand en helder van geest. De omstreeks vijf maanden voor zijn overlijden ingeschakelde psychiater oordeelde hem wilsbekwaam. De huisarts vond het moeilijk in te gaan op het verzoek waarna patiënt zich wendde tot de Stichting Levenseindekliniek. De arts kon tot de overtuiging komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden en een vrijwillig en weloverwogen verzoek.