Oordeel 2023-128, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk aan een longaandoening.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.
Bij patiënte, een vrouw tussen 60 en 70 jaar, was sinds enkele jaren voor het overlijden sprake van klachten van de longen. De klachten werden aanvankelijk geduid als exacerbaties van bronchiectasiën en exacerbatie astma. Ongeveer twee maanden voor het overlijden, tijdens haar laatste opname in het ziekenhuis, werd de definitieve diagnose excessive dynamic airway collapse (EDAC) gesteld. Bij deze aandoening ontstaat er samenvallen van de bronchiën waardoor slijm ophoopt en ernstige benauwdheid optreedt. Tijdens de opname waren meerdere behandelingen geprobeerd zonder effect. Ongeveer een maand voor het overlijden werd patiënte gezien op de afdeling spoedeisende hulp in het ziekenhuis. Geconcludeerd werd dat er geen therapeutische opties meer waren voor de situatie van patiënte. Verdere behandeling was gericht op comfort. Het lijden van patiënte bestond uit ernstige aanvallen van benauwdheid en hiermee samenhangende angst en paniek. De aanvallen namen in frequentie toe en reageerde niet afdoende op medicatie. Patiënte was uitgeput. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met de arts, haar huisarts, over euthanasie gesproken. Zes dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek nadien herhaald.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte vier dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.