Oordeel 2023-041, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van COPD.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd negen jaar voor het overlijden gediagnosticeerd met COPD. Ongeveer twee jaar voor het overlijden was de COPD dusdanig progressief geworden dat patiënte zich in de terminale fase van de ziekte bevond.
Patiënte had door haar COPD een beperkte actieradius. Als zij naar het toilet moest, duurde het geruime tijd voordat zij weer op adem kwam. Ruim een jaar voor het overlijden werd patiënte bedlegerig. Patiënte leed voorts aan toenemende benauwdheid en buikpijnklachten, waardoor zij in toenemende mate afhankelijk raakte van fentanyl. Hierdoor werd zij slaperiger en meer afwezig. Ook werd spreken steeds zwaarder voor patiënte.
Patiënte besprak haar wens tot levensbeëindiging op verzoek ongeveer anderhalf jaar voor het overlijden met de arts. Ongeveer een week voor het overlijden verzocht zij de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Patiënte was volgens de arts helder en alert ten tijde van de uiting van haar verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, patiënte vier dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.