Oordeel 2021-111, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Bij patiënt werd longfibrose vastgesteld. Zijn situatie verslechterde snel.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd twee jaar voor het overlijden Ideopatische Pulmonale Longfibrose (IPF) vastgesteld.
Het lijden van de man bestond uit ernstige benauwdheid, vermoeidheid en uitputting. Dagelijks kreeg hij een forse hoeveelheid extra zuurstof toegediend, maar ook dit verlichtte zijn benauwdheid niet. In de laatste weken voor zijn overlijden verslechterde zijn situatie snel en kon hij zelfs in huis geen korte stukjes meer lopen. De man was volledig bedlegerig geworden en ernstig vermagerd waardoor hij verder verzwakte.
De man leed onder het verlies van zelfstandigheid, de daarmee samenhangende afhankelijkheid van anderen en de wetenschap dat zijn situatie alleen maar verder zou verslechteren. Hij had de reële angst om te stikken en dat wilde hij niet meemaken. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had reeds vaker met de arts over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts heeft een onafhankelijke SCEN-arts als consulent geraadpleegd die de man vier dagen voor het overlijden bezocht. Hij concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.