Oordeel 2024-020, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Ondraaglijk en uitzichtloos lijden van de patiënte door een CVA.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Patiënte, een vrouw tussen 80 en 90 jaar, kreeg ongeveer een half jaar voor het overlijden een CVA. Hierna was zij linkszijdig verlamd en had zij lichte spraakstoornissen. Fysiotherapie had niet geleid tot het beoogde resultaat. Patiënte was niet meer in staat om zelfstandig te functioneren en volledig afhankelijk van anderen geworden. Dit vond zij vreselijk. Patiënte was een academisch opgeleide vrouw, die hoge posities had bekleed in haar werk en veel had gereisd. Door de restverschijnselen van het CVA was patiënte tot vrijwel niets in staat. Zij kon haar eigen boterhammen niet meer smeren of zichzelf aankleden. Patiënte vond het mensonterend dat zij geholpen moest worden bij de toiletgang. Ook had patiënte pijn in haar lichaam. Patiënte leed onder het gebrek aan perspectief op verbetering. Zij ervoer geen kwaliteit van leven meer. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts voert geen euthanasie uit. Hierop wendde patiënte zich tot Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). De arts heeft patiënte viermaal bezocht. Direct tijdens het eerste gesprek, ongeveer twee maanden voor het overlijden, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek tijdens ieder volgend gesprek en vlak voor de uitvoering van de levensbeëindiging herhaald.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.