Oordeel 2023-104, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, medisch zorgvuldige uitvoering.
Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.
Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.
Bij patiënte, een vrouw tussen 80 en 90 jaar, was sprake van incontinentie voor urine en ontlasting. Dit was waarschijnlijk het gevolg van diverticulose in combinatie met een permanente katheter, die zij had in verband met recidiverende urosepsis (een vorm van een ontstekingsreactie die meestal het gevolg is van een laattijdig, niet of slecht behandelde urineweginfectie). Zij kampte voorts met blaasretentie, sarcopenie (aandoening waarbij spiermassa en -kracht verloren gaan naarmate men ouder wordt) en gehoorverlies. Patiënte viel regelmatig met meerdere fracturen tot gevolg. Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke achteruitgang, toenemende afhankelijkheid en het vooruitzicht op verdergaande verslechtering. Patiënte vond het vreselijk dat zij incontinent was. Doordat patiënte regelmatig viel, was zij ook fysiek achteruitgegaan. Door haar gehoorverlies was haar wereld kleiner geworden. Patiënte, die altijd een zelfstandige vrouw was geweest, wilde pertinent niet verhuizen naar een verzorgingshuis. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts vond het verzoek te complex. Hierop wendde patiënte zich tot Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft patiënte viermaal bezocht. Direct tijdens het eerste gesprek, ruim drie maanden voor het overlijden, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. De arts achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden van patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer vijf weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.