Oordeel 2023-035, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed ondraaglijk op grond van een stapeling van verschillende ouderdomsaandoeningen.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een vrouw, tussen de 80 en 90 jaar oud, leed als gevolg van polyneuropathie in haar handen, benen en voeten ernstige pijn. Hiernaast had zij pijn en wisselend krachtsverlies in haar benen door wervelkanaalstenose. Patiënte werd volledig afhankelijk van zorg door algehele achteruitgang van haar fysieke toestand met verminderde mobiliteit. Ook werd zij toenemend doof.
Patiënte was voorheen een zelfstandige vrouw, die al vele jaren leed onder haar chronische zenuwpijnen. Geen pijnstiller of behandeling kon deze pijn substantieel verminderen. Door het toenemend krachtsverlies in haar benen, moest zij noodgedwongen het grootste deel van de dag in een rolstoel zitten. Ze kon zichzelf niet meer wassen en aankleden en haar toiletbezoek werd bemoeilijkt doordat zij niet meer zelfstandig kon staan. Het verlies van zelfstandigheid was voor patiënte niet te verdragen, aangezien de afhankelijkheid voor haar een verlies van waardigheid betekende.
Enkele jaren voor het overlijden sprak patiënte voor het eerst in algemene zin met de arts over levensbeëindiging. Ongeveer twee weken voor het overlijden verzocht patiënte de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte twee dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.