Oordeel 2023-014, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De arts heeft de uitvoering uitgesteld ten behoeve van de familie van patiënte.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de 80 en 90 jaar oud, werd ongeveer vier jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer gediagnosticeerd.
Haar lijden bestond uit de complete afhankelijkheid van haar partner. Zij kon gesprekken niet meer volledig volgen en kon vrijwel niets meer onthouden. Patiënte was eveneens niet meer in staat televisie te kijken. Confrontatie met haar toenemende beperkingen was frustrerend voor patiënte, waardoor zij erg verdrietig werd wanneer zij besefte wat zij allemaal niet meer kon. Zij leed daarnaast onder de teloorgang van haar initiatief en persoonlijkheid. Ook het besef dat zij mogelijk naar een verpleeghuis zou moeten in de toekomst, was voor patiënte ondraaglijk.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een eerste onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte zeven weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Het kind van patiënte, met wie zij verminderd contact had, kon zich niet verenigen met de euthanasie. De arts nam de tijd om in gesprek te gaan met het kind van patiënte en zorgde dat een waardig en respectvol afscheid van patiënte mogelijk was. Hierna werd een tweede SCEN-arts als consulent geraadpleegd. De tweede consulent bezocht patiënte een week voor het overlijden en kwam eveneens tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.