Oordeel 2022-063, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed aan COPD GOLD IV met ernstige diffusie stoornis als gevolg waarvan zij ondraaglijk leed.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de tachtig en negentig jaar oud, werd vijftien jaar voor het overlijden COPD vastgesteld. Sinds vier jaar voor het overlijden bleek sprake van COPD GOLD III met ernstige diffusie stoornis. De vrouw kreeg permanent extra zuurstof toegediend, maar dit verlichtte haar benauwdheid onvoldoende.
Het lijden van de vrouw bestond uit forse benauwdheid en uitputting. De vrouw was na de geringste inspanning ernstig benauwd en kon slechts nog een paar meter lopen. Zelfstandigheid was altijd erg belangrijk voor haar geweest waardoor zij per se zelf het ochtendritueel wilde doen. Dit duurde enkele uren waarna zij de rest van de dag volledig uitgeput was. De vrouw was dan ook tot weinig meer in staat en dat was voor deze voorheen zelfstandige en actieve vrouw een gruwel. Zij leed onder het verlies van regie, de toenemende afhankelijkheid van anderen en het gebrek aan perspectief. Ook de dagelijkse strijd om zuurstof had haar uitgeput. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Zij verzocht de arts tweeënhalve maand voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De arts stelde vast dat sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw drie weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.