Oordeel 2024-044, zorgvuldig, combinatie aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk aan de gevolgen van de ziekte van Parkinson. Patiënt had de arts samen met zijn echtgenote, die een terminale aandoening had, om euthanasie verzocht. Patiënt wilde gelijktijdig met zijn echtgenote overlijden. Wanneer daarvan sprake is wordt dit duo-euthanasie genoemd. In zulke gevallen is het van belang dat de arts voor beide patiënten een andere (SCEN-)consulent consulteert.

In deze melding is sprake van een duo-euthanasie. Van duo-euthanasie is sprake als twee partners tegelijkertijd een euthanasieverzoek doen en als artsen daaraan tegemoet komen.

De commissies verwachten dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadplegen. Dit is nodig om te waarborgen dat beide verzoeken om euthanasie afzonderlijk worden beoordeeld. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner. (EuthanasieCode 2022, pagina 33). Aan deze voorwaarde is in deze melding voldaan.

Bij patiënt, een man tussen de 70 en 80 jaar oud, werd enige jaren voor het overlijden de ziekte van Parkinson vastgesteld. Genezing van deze ziekte is niet mogelijk. Het lijden van patiënt bestond uit toenemende lichamelijke aftakeling, verlies van controle en verlies van zelfredzaamheid. Patiënt merkte ook toenemende klachten van zijn geheugen. Patiënt wist dat er geen verbetering van zijn situatie mogelijk was en wilde verdere achteruitgang niet meemaken. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt circa een week voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Deze consulent was niet betrokken bij het euthanasieverzoek van de echtgenote van patiënt. De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.