Oordeel 2024-031, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk aan een longaandoening. De door de arts raadpleegde onafhankelijke SCEN-arts bezocht de patiënte tweemaal, omdat patiënte de uitvoering van haar euthanasieverzoek nog enkele maanden had uitgesteld.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een patiënte, een vrouw tussen 70 en 80 jaar, was sprake van COPD GOLD IV. De ziekte was niet meer te genezen. Patiënte leed onder ernstige benauwdheidsaanvallen. Zij was tot vrijwel niets meer in staat en bij de geringste inspanning uitgeput. Patiënte was ook erg bang om te stikken bij een benauwdheidsaanval. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met de arts, haar huisarts, over haar euthanasiewens gesproken. Ongeveer zeven maanden voor het overlijden heeft patiënte de arts voor het eerst gevraagd om de euthanasie uit te voeren. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent heeft patiënte tweemaal bezocht. Het eerste bezoek vond ongeveer zeven maanden voor het overlijden plaatsen. Na dit gesprek kwam de consulent tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
Patiënte had de uitvoering van haar euthanasieverzoek na dit eerste bezoek van de consulent nog enkele maanden uitgesteld. De consulent bezocht patiënte daarom vijf dagen voor het overlijden nogmaals. Hierna kwam de consulent opnieuw tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.