Oordeel 2023-062, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Een patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van perifeer arterieel vaatlijden.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, was sinds enkele jaren voor het overlijden sprake van perifeer arterieel vaatlijden, waarvoor zij meerdere dotterprocedures onderging. Nadat dit niet meer effectief bleek en zij ischemie ontwikkelde in haar rechterbeen, werd besloten haar rechteronderbeen te amputeren. De operatie werd gecompliceerd door slecht wondherstel, dat uiteindelijk resulteerde in een bovenbeenamputatie rechts. Patiënte ontwikkelde eveneens ischemie links, maar zij wilde niet nogmaals een amputatie ondergaan.
Het lijden van patiënte bestond uit oncontroleerbare pijnklachten als gevolg van de ischemie in haar linkervoet. Daarnaast had zij toenemend fantoompijnen in de stomp van haar rechterbeen en pijn in haar armen en lijf. Zij was rolstoelafhankelijk en werd door haar echtgenoot geholpen met wassen en aankleden. Patiënte ervoer veel bijwerkingen van pijnmedicatie, waarbij zij het gevoel had buiten zichzelf te treden. Ondanks de ophoging van de morfine was de pijn voor patiënte ondraaglijk.
Patiënte sprak voor het eerst ruim een halfjaar voor het overlijden met de arts over levensbeëindiging. Ruim drie weken voor het overlijden verzocht zij de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.