Oordeel 2022-066, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Patiënte leed ten gevolge van de restverschijnselen na een doorgemaakt CVA. Arts en consulent hadden geen twijfel over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek noch over de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, maakte ongeveer tweeëntwintig jaar voor het overlijden een Cerebro Vascular Accidents (CVA, een beroerte) door. Als gevolg daarvan was sprake van neuropathische pijn aan de benen, het syndroom van Wallenberg en centrale pijn in de linker lichaamshelft. De vrouw had een langdurig revalidatietraject gevolgd en diverse (pijn)behandelingen ondergaan, maar dit had haar situatie nauwelijks verbeterd.
Het lijden van de vrouw bestond uit de chronische pijn die nooit volledig onder controle was gekomen en evenwichtsstoornissen. Sinds twee jaar voor het overlijden nam de pijn in hevigheid toe en dat vormde het kantelpunt voor de vrouw. De hevige pijn beheerste uiteindelijk haar hele leven; overdag kon zij slechts zeer beperkt activiteiten ondernemen en ’s nachts sliep zij door de pijn zeer slecht. De vrouw raakte aan huis gekluisterd en de activiteiten die haar voorheen afleiding hadden geboden kon zij niet meer uitoefenen. Zij bracht haar dagen zittend op een stoel door en was daarbij nooit pijnvrij. Door deze situatie ervoer de vrouw geen kwaliteit van leven meer. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw sprak sinds acht maanden voor het overlijden met de arts over euthanasie. Gezien de complexe casus had de arts nog een consulent van het Expertisecentrum Euthanasie geraadpleegd en met deze hulp een stappenplan opgesteld. Twee weken voor het overlijden verzocht de vrouw om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging.
De arts stelde vast dat de vrouw een helder bewustzijn had en niet depressief was. Hoewel zij aanvankelijk moeite had met het loslaten van haar dierbaren werd zij uiteindelijk concreet en consistent in haar verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent die de vrouw zes dagen voor het overlijden bezocht. De consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de hulp bij zelfdoding uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.