Oordeel 2020-104, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Het lijden bestond uit snel toenemende spierzwakte, slikproblemen en kortademigheid vanwege een progressieve aandoening.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ongeveer anderhalf jaar voor het overlijden Progressieve Spinale Musculaire Atrofie (PSMA) vastgesteld. PSMA is een aandoening waarbij het spierweefsel steeds dunner wordt door aantasting van de zenuwbanen in het ruggenmerg. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.
Het lijden van de man bestond uit snel toenemende spierzwakte waardoor de man uiteindelijk zijn benen niet meer kon bewegen en zijn armen nog maar zeer beperkt. Daarnaast was sprake van slikproblemen en kortademigheid door verzwakking van de ademhalingsspieren. De man leed onder de snelle fysieke achteruitgang, het verlies van regie, de uitzichtloosheid van zijn situatie en de angst voor verdergaande verslechtering. Hij vond zijn situatie ontluisterend en ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De man sprak vanaf het moment dat de diagnose PSMA was gesteld regelmatig met de arts over euthanasie. Negen dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man acht dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.