Oordeel 2020-140, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Er werd gemotiveerd afgezien van amputatie van het been.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, kreeg twee weken voor het overlijden ernstige pijn in zijn rechteronderbuik en –lies. Er bleek sprake te zijn van een geïnfecteerde bifurcatieprothese en een dreigend ruptuur van een mycotisch naadaneurysma. De man onderging een operatieve ingreep en kreeg antibiotica. Twee dagen voor het overlijden werd geconstateerd dat de bifurcatieprothese volledig was afgesloten. De enige mogelijke oplossing hiervoor was amputatie van het rechterbeen, waarvan de man gemotiveerd afzag.
Het lijden van de man bestond uit voortdurende hevige pijn aan het afstervend rechterbeen dat ook met medicatie niet onder controle was. Hierdoor was de man bedlegerig en volledig zorgafhankelijk geworden. Hij leed onder het verlies van regie, de pijn en hij vreesde het lijden wat hem nog te wachten stond bij het verder afsterven van zijn rechterbeen. Hij wilde verdere achteruitgang niet meer meemaken en waardig sterven. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialist de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De man had de arts een dag voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man op de dag van overlijden en kwam diezelfde dag tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.