Oordeel 2023-001, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek, medisch zorgvuldige uitvoering.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek door gebruik van non-verbale communicatie bij corticobasale degeneratie (CBD).
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een man, tussen de 60 en 70 jaar oud, was sinds ongeveer zeven jaar voor het overlijden bekend met vallen en cognitieve problemen. Ongeveer drie jaar voor het overlijden werd bij patiënt corticobasale degeneratie (CBD) vastgesteld.
Patiënt leed aan het feit dat hij volledig zorgafhankelijk was voor zijn dagelijkse verzorging. Thuis was de situatie onhoudbaar geworden en hierdoor was patiënt naar een verpleeghuis verhuisd. Hij had ernstige communicatieproblemen door de uitval van zijn spraak. Stress en negatieve emoties veroorzaakten een algehele blokkade in de communicatie met patiënt. Patiënt had hiernaast slikproblemen en door spierzwakte en coördinatieproblemen was fixatie in de rolstoel en zijn bed noodzakelijk geworden.
Patiënt uitte zijn verzoek tot levensbeëindiging aan zijn specialist ouderengeneeskunde. Door gebrek aan ervaring met euthanasie kon zij hier geen gehoor aan geven, maar zij bleef betrokken bij het traject. Hierop wendde patiënt zicht tot EE. De arts bezocht patiënt vijfmaal. Ongeveer zes weken voor het overlijden verzocht patiënt de arts over te gaan tot uitvoering van zijn verzoek tot levensbeëindiging en patiënt herhaalde dit bij elk daaropvolgend contact.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek, ondanks het onvermogen van patiënt tot verbale communicatie. Er werd gebruikgemaakt van hulpmiddelen in de communicatie, met onder andere pictogrammen en mimiek. Ook handgebaren, waarbij de duim omhoog of omlaag werd bewogen en de hulp van zorgmedewerkers droegen bij aan effectieve communicatie met patiënt. Hierdoor kon hij zijn actuele verzoek tot levensbeëindiging kenbaar maken aan de arts.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde. Via non-verbale communicatie had zij met behulp van meerkeuzevragen duidelijke aanwijzingen gekregen dat patiënt de informatie ten aanzien van zijn verzoek tot levensbeëindiging voldoende kon begrijpen, afwegen, keuzes kon maken en de gevolgen van zijn keuzes kon overzien. Zij achtte patiënt hierdoor wilsbekwaam.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer twee weken voor het overlijden bezocht. Ondanks de ernstige communicatiebelemmeringen had de consulent geen twijfel over de wilsbekwaamheid van patiënt inzake zijn euthanasievraag. Patiënt kon adequaat met gebaren reageren op de gestelde vragen en besefte wat euthanasie voor hem betekende. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.