Oordeel 2022-083, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De patiënt stond pas kort voor het overlijden ingeschreven in de praktijk van de arts en zij hadden nog geen kennis gemaakt voorafgaande aan het euthanasieverzoek. Naast de gesprekken die de arts en de patiënt voerden was de duidelijke wilsverklaring van de patiënt voor de arts ondersteunend in de vaststelling van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Patiënt, tussen de zestig en zeventig jaar, was sinds zijn tienerjaren bekend met een traumatische dwarslaesie en sinds ongeveer zes jaar voor het overlijden met Multiple Sclerose (MS). Drie weken voor het overlijden werd de man met spoed opgenomen in het ziekenhuis voor een cholecystitis waarvoor hij een operatieve ingreep onderging.
Na deze operatie bleef de man last houden van hoge koorts en koude rillingen. Ongeveer een week voor het overlijden werd vervolgens een endocarditis van de mechano-aortaklep bij een Klepsiella pneumoniae bacteriemie geconstateerd. Medicamenteuze behandeling had geen effect en een operatie was gezien de slechte toestand van de man niet haalbaar. De prognose was infaust.
De man voelde zich erg vermoeid en ziek. Hij had meerdere keren per dag hevige koortsaanvallen en pijn door zijn hele lichaam. De man was te ziek om naar huis te gaan en verbleef in het ziekenhuis. Hij leed onder het fysieke ongemak en de wetenschap dat herstel niet mogelijk was; er was geen enkel perspectief meer. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met zijn voormalig huisarts over euthanasie gesproken. Hij was echter drie maanden voor het overlijden overgestapt naar de praktijk van de arts met wie hij nog geen kennis had gemaakt. Drie dagen voor het overlijden verzocht de man de arts direct om uitvoering van de levensbeëindiging. Hierna sprak de arts nog eenmaal met de man.
De arts stelde vast dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Weliswaar had de arts tweemaal met de man gesproken, maar tijdens deze gesprekken was de man helder en bleek dat hij zich volledig bewust was van de consequenties van zijn verzoek. Daarbij bleek uit de aanwezige schriftelijke wilsverklaringen dat de man sinds de gestelde diagnose MS over zijn levenseinde had nagedacht en gesproken met de voormalig huisarts. Dit sterkte de arts in zijn conclusie dat het verzoek ondanks de snelheid van het traject weloverwogen was.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man een dag voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.