Oordeel 2022-028, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Bij patiënt werd een pancreascarcinoom met uitzaaiingen vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd ruim anderhalf jaar voor het overlijden een pancreascarcinoom met uitzaaiingen naar de longen en de lever geconstateerd. De man werd hiervoor behandeld. Ondanks deze behandeling werden drie maanden voor het overlijden uitzaaiingen in de botten vastgesteld. Genezing bleek niet meer mogelijk. Sinds een maand voor het overlijden was tevens sprake van forse progressie van de uitzaaiingen in de longen.
De man was erg benauwd en had pijn die ook met medicatie niet volledig onder controle was. Ondanks extra zuurstof was hij te benauwd om in bed te liggen en steunde de hele dag over de tafel om nog voldoende lucht te krijgen. Hierdoor sliep de man nauwelijks nog en ook praten en eten ging steeds moeizamer. Zijn conditie en energieniveau ging snel achteruit.
Het deed de man veel verdriet dat zijn lichaam het opgaf, terwijl hij geestelijk nog jaren door had willen leven. De man leed onder het verlies van autonomie en het gebrek aan perspectief. Ook vreesde hij verdergaande achteruitgang en had de reële angst om te stikken. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Vier dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de man drie dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.