Oordeel 2015-29, huisarts, kanker, medisch zorgvuldige uitvoering, niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen
Bij de uitvoering van euthanasie diende de arts voor de coma-inductie, in afwijking van de KNMG/KNMP richtlijn "Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding" van augustus 2012, niet 1000 mg propofol toe, maar stopte hij na toediening van 200 mg propofol omdat hij meende dat patiënte in een coma was. Nu de arts geen adequate comacheck had gedaan, was niet uit te sluiten dat patiënte in een onvoldoende diep coma verkeerde en dat zij mogelijk de gevolgen van de spierverslapper had kunnen ervaren. Gelet hierop heeft de arts de levensbeëindiging op verzoek niet op een medisch zorgvuldige wijze uitgevoerd.