Oordeel 2021-110, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Bij patiënt werd een rectumcarcinoom met uitzaaiingen vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de vijftig en zestig jaar oud, werd tien maanden voor het overlijden een rectumcarcinoom met uitzaaiingen naar de longen, de lever en de lymfeklieren geconstateerd. Vier maanden voor het overlijden bleek sprake van een darmafsluiting en kreeg de man een stoma. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
De man had aanhoudende pijn aan zijn heupen, het staartbeenbot en tussen de billen. Deze pijn was met medicatie niet volledig onder controle te krijgen. Daarnaast was de man erg benauwd waarvoor hij extra zuurstof kreeg. In de laatste weken voor het overlijden was sprake van fors conditie- en energieverlies. Uiteindelijk was de man zodanig verzwakt dat hij volledig bedlegerig en zorgafhankelijk was geworden. Hij was tot niets meer in staat en voelde zich volledig uitgeput. De man leed onder het verlies aan autonomie en het gebrek aan perspectief. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de ars over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man vier dagen voor het overlijden en hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.