Oordeel 2020-93, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Borstkanker bij hoogbejaarde patiënte.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, ouder dan negentig jaar, werd een half jaar voor het overlijden borstkanker vastgesteld met uitzaaiingen naar de lever en de botten. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
De vrouw was ernstig vermoeid en verzwakte steeds verder. De medicatie die zij nodig had om de pijn onder controle te krijgen zorgde voor bijwerkingen, zoals misselijkheid, wazig zicht, veel trillingen en stoelgangproblemen. Uiteindelijk was zij zelfs niet meer in staat om kleine activiteiten uit te voeren, zoals breien, tv kijken of lezen. De vrouw, die altijd vitaal, sociaal en positief was geweest, ervoer dat ze zichzelf verloor omdat haar lichaam niet meer meewerkte. Zij leed onder het verlies van haar autonomie, de volledige afhankelijkheid van anderen, de algehele malaise en het gebrek aan perspectief. Zij wilde het verdere verloop van het ziekteproces niet afwachten maar wenste een waardig levenseinde. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de vrouw voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
Kort nadat de diagnose borstkanker was gesteld had de vrouw met de arts over euthanasie gesproken. Elf dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw vier dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.