Oordeel 2021-12, NVO-melding, zorgvuldig, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing, overige aandoeningen.
Bij patiënt werd terminale nierfunctiestoornis geconstateerd. Hij zag gemotiveerd af van verdere nierdialyse.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man tussen de vijftig en zestig jaar werd circa elf jaar voor het overlijden een nierfunctiestoornis vastgesteld. Hoewel patiënt medicamenteus werd behandeld verslechterde de nierfunctie van patiënt steeds verder. Uiteindelijk werd acht maanden voor het overlijden nierinsufficiëntie stadium V geconstateerd waarna gestart werd met dialyse. De man ervoer de dialyse als zeer heftig en vrijheidsbeperkend. Hij besefte zich dat zijn nierfunctie niet zou verbeteren en vond de voordelen niet opwegen tegen de nadelen van dialyse. Hierop besloot de man vierenhalve maand voor het overlijden de dialyse te staken.
Het lijden van man bestond uit extreme vermoeidheid, kortademigheid bij de geringste inspanning en een verstoord evenwicht. Hierdoor was hij volledig afhankelijk van anderen geworden en dat vond hij verschrikkelijk. Daarnaast vreesde de man te stikken door de kortademigheid op de momenten dat hij in bed lag. Hij leed onder het verlies van autonomie, de steeds verdergaande lichamelijke aftakeling en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk. Sinds twee maanden voor het overlijden verbleef de man in een hospice.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Daarbij had de arts overwogen dat de man niet in aanmerking kwam voor een niertransplantatie omdat hij niet zou kunnen voldoen aan de inclusiecriteria. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De man sprak sinds drie maanden voor het overlijden met de arts over euthanasie. Negen dagen voor het overlijden, verzocht de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Hij persisteerde in dat verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De man was zich bewust van de onomkeerbare situatie waarin hij was beland door zijn besluit te stoppen met dialyse. Tevens was hij zich bewust van de consequenties van zijn verzoek.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts, die de man een week voor het overlijden bezocht. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Hierop heeft de arts de hulp bij zelfdoding uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.