Oordeel 2023-030, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte bij Lewy Body dementie.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd ruim een halfjaar voor het overlijden Lewy Body dementie vastgesteld.
Patiënte leed aan hallucinaties en ervoer hierdoor angst en paniek. Ze was stuurloos en haar regie werd volledig overgenomen door het zorgpersoneel in een verpleegsetting waar zij verbleef. Er was sprake van bewegingsstoornissen en hinderlijke tremoren bij patiënte en haar ledematen verkrampten en zorgden voor loopstoornissen. Zij ondervond geheugenstoornissen, waarbij patiënte geen nieuwe informatie kon opnemen en eerder geleerde informatie niet meer kon herinneren. Patiënte kon niet meer schrijven, haar administratie beheren of opeenvolgende handelingen uitvoeren. Zij ontwikkelde hierdoor een ernstige terughoudendheid in haar sociaal functioneren, waarbij initiatief- en interesseverlies de boventoon voerden. Het lijden van patiënte bestond uit de teloorgang van haar persoonlijke identiteit, haar wezenskenmerk van haar mens-zijn en haar ontluistering. Haar voortschrijdende dementie en verlies van autonomie zorgden voor een ondraaglijk lijden bij patiënte.
Patiënte sprak vijf maanden voor het overlijden voor het eerst met de arts in algemene zin over levensbeëindiging. Ongeveer anderhalve maand voor het overlijden verzocht patiënte de arts over te gaan tot levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Patiënte had een duidelijke en goed doordachte wens tot levensbeëindiging, die zij al meerdere keren in de afgelopen jaren had geuit en besproken. Volgens de arts kon patiënte alle informatie begrijpen en was zij zowel handelings- als wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek tot levensbeëindiging.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte tien dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan en dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek tot levensbeëindiging.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.