Oordeel 2022-065, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed ondraaglijk op grond van cognitieve en lichamelijke achteruitgang bij Lewy Body dementie. De arts, de consulent en de geraadpleegde specialist ouderengeneeskunde hadden geen twijfel over de wilsbekwaamheid
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ongeveer elf jaar voor het overlijden lichte stoornissen in taal en verbale geheugen geconstateerd. Twee jaar voor het overlijden werd Mild Cognitief Impairment vastgesteld en sinds een jaar voor het overlijden bleek sprake van Lewy Body dementie.
Er was bij de vrouw sprake van geheugenproblemen, woordvindstoornissen en zij raakte regelmatig de weg kwijt in haar gedachten. De vrouw ervoer allerlei lichamelijke sensaties die haar erg rusteloos en angstig maakten. Zij had veel onrust in haar lijf waardoor ze moeilijk stil kon zitten. De vrouw was continu misselijk, had regelmatig hartkloppingen of paniekaanvallen. Daarnaast ging lopen steeds moeizamer en was sprake van evenwichtsstoornissen. De vrouw verloor zichzelf steeds verder en voelde zich niet meer thuis in haar eigen lichaam. Deze situatie maakte de vrouw ongelukkig en angstig en dat vergde emotioneel veel van haar. Ze leed onder de uitzichtloosheid van haar situatie, het verlies van autonomie, het reële vooruitzicht van verdere cognitieve achteruitgang en de angst zichzelf en haar waardigheid (verder) te verliezen. Zij was erg bang wilsonbekwaam te worden. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer twee maanden voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij stelde vast dat de vrouw haar verzoek goed kon verwoorden en zij zich bewust was van de strekking van haar verzoek. Ook had de vrouw een goed ziektebesef en -inzicht. De arts raadpleegde een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de vrouw. De specialist ouderengeneeskunde sprak de vrouw ongeveer anderhalve maand voor het overlijden en concludeerde dat de vrouw, ondanks de aanwezige cognitieve stoornissen en beperkingen, wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de vrouw drie weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van de patiënt. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af. Na verloop van tijd kan de patiënt volledig wilsonbekwaam worden.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek zal in het algemeen met de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een deskundige collega vraagt. (EuthanasieCode 2018, herzien versie 2020, pagina 46 en 47).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.