Oordeel 2020-43, zorgvuldig, arts, combinatie van aandoeningen, medisch zorgvuldige uitvoering

Toediening via botnaald

De euthanatica waren toegediend door middel van een botnaald in het onderbeen.

Introductie van de casus

Patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, had sinds circa zeven jaar een partiële dwarslaesie ten gevolge van cervicale kanaalstenose. Na een val enkele jaren later nam de dwarslaesie in ernst toe. Bij patiënte was tevens sprake van diabetes mellitus type 1, waardoor zij polyneuropathie, leverfunctiestoornissen en visusklachten als gevolg van diabetische retinopathie had ontwikkeld. Enkele maanden voor het overlijden volgde een ziekenhuisopname in verband met decompensatio cordis en een sepsis. Sindsdien ging haar toestand steeds verder achteruit.

Het lijden van patiënte bestond uit pijn, spierkrampen, jeuk, misselijkheid en bedlegerigheid. Zij was uitgeput en bij inspanning raakte zij kortademig. Patiënte was volledig afhankelijk van anderen geworden en vond dit verschrikkelijk. Zij wist dat geen verbetering van haar situatie mogelijk was en wilde verdere achteruitgang niet meemaken.

Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts wilde om haar moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek. Daarom meldde patiënte zich aan bij Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft tweemaal met patiënte over haar verzoek gesproken. Bij het eerste gesprek, dat vier weken voor het overlijden plaatsvond, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijk SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte twee weken voor de uitvoering van de levensbeëindiging.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen en in de hoeveelheid als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. De arts diende de euthanatica via een botnaald toe.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze melding heeft de commissie expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseis inzake de medisch zorgvuldige uitvoering van de levensbeëindiging (artikel 2, eerste lid onder f WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Medisch zorgvuldige uitvoering

Het was de commissie opgevallen dat de arts in het modelverslag had toegelicht dat de euthanatica waren toegediend door middel van een botnaald in het onderbeen.

Omdat dit een ongebruikelijke wijze van toediening van de euthanatica is heeft het arts-lid van de commissie contact opgenomen met de arts. Uit de toelichting van de arts bleek dat patiënte bloedvaten had die moeilijk aan te prikken waren. Het inbrengen van het infuus was om die reden aan de ambulancedienst gevraagd. Het lukte de ambulanceverpleegkundige niet om een perifeer vat aan te prikken. De ambulanceverpleegkundige heeft overlegd met de achterwacht die adviseerde om een botnaald te plaatsen. De arts vond dit een beter alternatief dan patiënte naar het ziekenhuis te laten gaan voor het inbrengen van een infuus/centrale lijn door een anesthesist. Het inbrengen van de botnaald was niet pijnlijk geweest. De uitvoering van de levensbeëindiging is zonder problemen verlopen.

De commissie overweegt dat het gebruik van een botnaald voor toediening van de euthanatica niet is opgenomen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. De commissie is desalniettemin van oordeel, mede na raadpleging van een deskundige, dat het gebruik van een botnaald een goed alternatief kan zijn bij uitvoering van levensbeëindiging als het plaatsen van een infuus bij herhaling mislukt.

De commissie is van oordeel dat de arts de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënte tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.