Oordeel 2023-036, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk op basis van de ziekte van Kugelberg-Welander.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd zeer geruime tijd voor het overlijden spinale spieratrofie type III, ook wel de ziekte van Kugelberg-Welander, vastgesteld. Dit is een ziekte waarbij de zenuwcellen in het ruggenmerg de spieren niet goed aan kunnen sturen, waardoor geleidelijk een verlamming ontstaat van meerdere spieren in het lichaam.
Patiënt leed aan de fysieke achteruitgang die zijn aandoening met zich meebracht. Zo zat hij in een elektrische rolstoel, omdat hij niet meer in staat was zijn benen te gebruiken. Ondanks dat hij rolstoelafhankelijk was geworden, had patiënt nog geruime tijd in een aangepaste auto gereden, wat hem een gevoel van autonomie gaf. Hierna werd hij steeds meer afhankelijk van de zorg van een naaste. Patiënt moest met alle transfers worden geholpen en werd geheel ADL-afhankelijk. Ook verslikte hij zich regelmatig. Hij wilde beslist niet opgenomen worden in een verpleeghuis.
Patiënt sprak ruim vier jaar voor het eerst met de arts in algemene zin over levensbeëindiging. Ongeveer vijf weken voor het overlijden vroeg patiënt de arts over te gaan tot levensbeëindiging en hij herhaalde dit in elk daaropvolgend gesprek.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer een week voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.