Oordeel 2022-090, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed ondraaglijk door de gevolgen van de ziekte van Progressieve Supranucleaire Paralyse.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ruim anderhalf jaar voor het overlijden Progressieve Supranucleaire Paralyse (PSP) vastgesteld. PSP is een zeldzame hersenziekte die gepaard gaat met motorische verschijnselen, oogbewegingsstoornissen en in een later stadium eventuele cognitieve achteruitgang. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.
Het lijden van de vrouw bestond uit afname van spierkracht, evenwichtsverlies, spraakproblemen en uitputting. Uiteindelijk raakte de vouw rolstoelafhankelijk en was zij nauwelijks nog in staat haar ledematen te bewegen. Zij kon ook haar hoofd niet meer rechtop houden en was nagenoeg volledig zorgafhankelijk geworden. Deze situatie was voor de vrouw, die altijd een energieke en zelfstandige vrouw was geweest, een gruwel.
De vrouw leed onder deze fysieke aftakeling, het verlies van regie, de uitzichtloosheid van haar situatie en de angst voor verdergaande verslechtering. Zij vond haar situatie ontluisterend en ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken. Om principiële redenen verrichtte de huisarts zelf geen euthanasie. Hierop wendde de vrouw zich tot Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft drie keer met de vrouw gesproken. Direct tijdens het eerste bezoek, circa anderhalve maand voor het overlijden, verzocht de vrouw direct om uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw drieënhalve week voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.