Oordeel 2022-064, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt leed ondraaglijk door de gevolgen van de ziekte van Parkinson.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de tachtig en negentig jaar, werd ongeveer zes jaar voor het overlijden de ziekte van Parkinson vastgesteld.
Het lijden van de man bestond uit voortschrijdend verlies van functies. Zo was er sprake van motorische achteruitgang, geheugenstoornissen en cognitieve achteruitgang. In korte tijd voor het overlijden verslechterde de mobiliteit van de man en kon hij slechts nog korte afstanden achter de rollator afleggen. Tevens kon hij zijn grote hobby’s, lezen en piano spelen niet meer uitoefenen. Daarnaast verslechterde zijn korte termijngeheugen en de man vreesde dement te worden. De man die altijd zeer actief en sportief was geweest, moest steeds meer inleveren en raakte steeds meer aan huis gekluisterd. Hij was de grip op zijn leven kwijtgeraakt en dat vergde emotioneel veel van de man.
Hij leed onder het toenemend verlies van autonomie, de toenemende afhankelijkheid van anderen, het gebrek aan perspectief en de reële angst voor verdere achteruitgang. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had vaker met de arts over euthanasie gesproken. Circa drie weken voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde vervolgens een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de man twee weken voor het overlijden bezocht. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.