Oordeel 2022-015, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Bij een patiënt werd de ziekte van ALS vastgesteld. Het lijden van de patiënt bestond uit toenemend verlies van functies.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de tachtig en negentig jaar oud, was sinds een half jaar voor het overlijden sprake van toenemend krachtsverlies en spierzwakte. Zijn armen en benen functioneerde steeds slechter en sinds enkele weken voor het overlijden was hij volledig bedlegerig geworden. Uiteindelijk werd een week voor het overlijden Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS) vastgesteld. Genezing was niet mogelijk.
Het lijden van de man bestond uit toenemend functieverlies door extreme spierzwakte en toenemende vermoeidheid. Uiteindelijk kon de man niet meer zelfstandig lopen en werd hij volledig zorgafhankelijk. Dit vond de man, die altijd zeer zelfstandig en actief was geweest, verschrikkelijk. Daarnaast was de verzorging zelf pijnlijk en belastend. De man leed onder de fysieke achteruitgang, het verlies van autonomie en de uitzichtloosheid van zijn situatie. Hij vond zijn situatie ontluisterend en hij vreesde verdergaand functieverlies, met name van zijn ademhalingsspieren. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Twee weken voor het overlijden verzocht de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts had aanvankelijk enige moeite met het verzoek omdat er nog geen diagnose was ter verklaring van de fysieke achteruitgang. Nadat de diagnose een week voor het overlijden werd gesteld had de man zijn verzoek nadrukkelijk herhaald.
De arts stelde vast dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er, na de gestelde diagnose, ook van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de man drie dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.