Oordeel 2021-131, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Bij een patiënte werd PSMA vastgesteld. Het lijden van de patiënte bestond uit toenemend verlies van functies.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd ruim vier jaar voor het overlijden Progressieve Spinale Musculaire Atrofie (PSMA) vastgesteld. PSMA is een aandoening waarbij het spierweefsel steeds dunner wordt door aantasting van de zenuwbanen in het ruggenmerg. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.
Het lijden van de vrouw bestond uit toenemend verlies van functies, waarbij de vrouw fysiek steeds meer moest inleveren. De vrouw werd zorg- en rolstoelafhankelijk. Sinds twee weken voor het overlijden werd zij volledig bedlegerig omdat de actieve tillift niet meer voldeed bij het verdere verlies aan kracht in haar benen. Zij kon alleen haar hoofd nog bewegen, terwijl haar cognitieve vermogens en spraak- en slikfunctie volledig intact bleven. Dit was voor de vrouw, die altijd een energieke en zelfstandige vrouw met veel sociale contacten was geweest, een gruwel.
De vrouw leed onder deze fysieke aftakeling, het verlies van regie, de uitzichtloosheid van haar situatie en de angst voor verdergaande verslechtering. Zij vond haar situatie ontluisterend en ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw sprak vanaf het moment dat de diagnose PSMA was gesteld regelmatig met de arts over euthanasie. Vier dagen voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de vrouw drie dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.