Vrijwillig verzoek bij dementie

Het verzoek van de patiënt moet vrijwillig zijn. Aan de vrijwilligheid zitten twee aspecten.

In de eerste plaats moet het verzoek zijn gedaan zonder onaanvaardbare invloed van anderen (externe vrijwilligheid). De arts moet zich ervan overtuigen dat van dergelijke invloed geen sprake is. Aandacht vraagt ook de situatie waarin een naaste van de patiënt zich te nadrukkelijk mengt in het gesprek tussen arts en patiënt, of voortdurend antwoorden geeft die de arts van de patiënt zelf wil vernemen. Dergelijke omstandigheden kunnen het nodig maken dat de arts ook onder vier ogen met de patiënt spreekt. Dat een patiënt zelf meent een belasting voor anderen te zijn en mede om die reden om euthanasie verzoekt, hoeft echter niet te betekenen dat daarom van vrijwilligheid geen sprake is.

In de tweede plaats moet de patiënt wilsbekwaam zijn (interne vrijwilligheid). Een wilsbekwame patiënt is in staat op begrijpelijke wijze te communiceren over zijn euthanasieverzoek. Hij kan de relevante (medische) informatie begrijpen. Patiënt heeft ziekte-inzicht: hij kan zijn situatie en de gevolgen van euthanasie en van eventuele behandelingsalternatieven overzien. Patiënt is in staat duidelijk te maken waarom hij euthanasie wil.

Lees meer over vrijwillig verzoek.

Lees meer over patiënten met dementie.

Oordeel

2020-55
Patiënte met gevorderde dementie waarbij de arts aanvankelijk twijfels had over zowel de interne als de externe vrijwilligheid van het verzoek van patiënte. Uiteindelijk werden deze twijfels weggenomen na meerdere uitgebreide gesprekken met patiënte te hebben gevoerd en door het raadplegen van een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde. De arts, de consulent en de onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde achtten patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek.