Verlaagd bewustzijn
Een dag voor het overlijden verzocht patiënte de arts om de levensbeëindiging onmiddellijk uit te voeren. Op dat moment had de arts de euthanatica niet direct beschikbaar. In overleg werd patiënte gesedeerd. Patiënte kwam niet meer bij bewustzijn voor uitvoering van de levensbeëindiging.
Voordat patiënte in deze toestand van verlaagd bewustzijn geraakte, had patiënte de arts op ondubbelzinnige wijze om euthanasie verzocht en was de arts overtuigd geraakt van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden van patiënte. Verder had er reeds een gesprek plaatsgevonden tussen patiënte en de consulent. De consulent oordeelde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts was voornemens het verzoek van patiënte in te willigen.
De commissie is van oordeel dat een reversibele toestand van verlaagd bewustzijn, door medicatie ontstaan, (ook zonder tekenen van mogelijk lijden) niet behoeft te worden opgeheven met het enkele doel om de patiënt het euthanasieverzoek en de ondraaglijkheid van het lijden tegenover de arts te laten bevestigen. Dat zou naar het oordeel van de commissie inhumaan zijn (EuthanasieCode 2018, pagina 48).