Waarde raadplegen consulent
De commissie is van oordeel dat de wijze waarop de consulent de beoordeling van de casus heeft aangepakt, een goed voorbeeld is van de waarde van het raadplegen van een consulent. Deze spiegelt het voorgenomen handelen van de arts door de zorgvuldigheidseisen na te lopen en verricht zo nodig zelfstandig onderzoek.
De commissie las in het dossier dat de huisarts twijfelde over de vrijwilligheid van het verzoek omdat de echtgenote van patiënt overbelast leek te zijn door de mantelzorg. Hierdoor zou de inname van medicatie niet goed verlopen.
De consulent nam na zijn eerste gesprek met patiënt contact op met de huisarts omdat hij in het dossier had gelezen dat deze twijfels had over het verzoek. De huisarts meende dat patiënt bedlegerig was geworden omdat hij zijn medicatie niet op tijd innam. Als gevolg van de bedlegerigheid zou de doodswens zijn ontstaan. De consulent bezocht patiënt voor een tweede keer.
Hij besprak de twijfels van de huisarts met patiënt en zijn echtgenote. Zij waren beiden verontwaardigd over de uitlatingen van de huisarts. Patiënt zorgde zelf voor zijn medicatie totdat hij bedlegerig was geworden. Patiënt vond zijn vrouw de beste mantelzorger die hij kon wensen. Hij herhaalde zijn uitdrukkelijke wens voor euthanasie. Hij vond het jammer om afscheid te moeten nemen, maar alleen nog in bed liggen en naar het plafond staren, vond hij ondraaglijk lijden.
De commissie is van oordeel dat de consulent behoedzaam heeft gehandeld door nog eens extra te onderzoeken of de twijfels van de behandelaar terecht waren. Door nog een tweede gesprek aan te gaan met patiënt kon de consulent vaststellen hoe de stand van zaken was. Hij constateerde een lichte cognitieve beperking bij patiënt maar vond hem absoluut wilsbekwaam. Het verzoek van patiënt werd niet op onwenselijke wijze beïnvloed door zijn echtgenote. Er bestond een liefdevolle verhouding tussen de twee echtelieden en patiënt werd prima verzorgd aldus patiënt. De consulent vond het verzoek vrijwillig en weloverwogen tot stand gekomen. De ziekte verkeerde in een eindstadium. Er werd maximaal medicatie gegeven. Er bestonden geen andere behandelingen meer. De consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts overlegde uiteraard ook zelf met de huisarts. De arts was door zijn eigen observaties overtuigd van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en werd daarin door de bevindingen van de consulent gesteund. De arts vond patiënt zeker wilsbekwaam en zich terdege bewust van de impact van zijn consistent herhaalde verzoek.